Uit een uitspraak van Hof Amsterdam blijkt weer eens dat de aanschaffingskosten van een vervangend bedrijfsmiddel pas kunnen worden geactiveerd vanaf het moment waarop de ondernemer over het volledige economische eigendom van het bedrijfsmiddel beschikt. Dat wil zeggen dat alle waardeveranderingen van het bedrijfsmiddel en het risico van tenietgaan de ondernemer moeten aangaan. Een partijen bindende koopovereenkomst is daarvoor in het algemeen onvoldoende. De zaak voor Hof Amsterdam was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een binnen fiscale eenheid gevoegde dochtervennootschap (Y bv) van belanghebbende (X bv) verkocht in 2003 haar onderneming, met uitzondering van het bedrijfspand, aan Q bv. In augustus 2005 verkocht Y bv het bedrijfspand en reserveerde de boekwinst door hiervoor een herinvesteringsreserve te vormen. Y bv kwam op 25 november 2005 om 16.40 uur met een derde (W bv) de aanschaf van twee panden van W bv overeen. X bv verkocht om 17.07 uur de aandelen Y BV aan W bv. Om 17.13 uur vond de notariƫle levering van de twee panden plaats. Bij het regelen van de aanslag vennootschapsbelasting 2005 van X bv stelde de inspecteur zich op het standpunt dat de herinvesteringsreserve in de winst moest vrijvallen.
Rechtbank Haarlem kwam tot het oordeel dat het uiteindelijke belang in de bv in belangrijke mate was gewijzigd voordat de vervangende onroerende zaken waren aangeschaft en dat de inspecteur daardoor terecht had gesteld dat de herinvesteringsreserve in de winst van de moedermaatschappij moest vrijvallen.
In hoger beroep oordeelt Hof Amsterdam dat de onroerende zaken niet op de ontvoegingsbalans van Y bv konden worden geactiveerd, omdat dat pas mogelijk is vanaf het moment waarop Y bv over de volledige economische eigendom van het bedrijfsmiddel beschikt. Dat moment is in dit geval vanaf het moment van de notariƫle levering van de twee panden. Pas op dat moment gaat het risico van tenietgaan van de panden over op de koper (Y bv). Het hof merkte op dat op deze ontvoegingsbalans de boekwinst die was ontstaan door het verkopen van een oud bedrijfsmiddel niet via een herinvesteringsreserve en ook niet met toepassing van de zogeheten ruilgedachte kon worden afgeboekt op te activeren aanschaffingskosten van een vervangend bedrijfsmiddel. Het hof stelde ook vast dat het ontvoegingstijdstip gelijktijdig met het tijdstip van overgang van de economische eigendom van de aandelen had plaatsgevonden. Het hof bevestigde uiteindelijk de uitspraak van de rechtbank, maar op iets andere gronden.
Aanscherping handel in herinvesteringslichamen
Indien een onderneming een boekwinst heeft behaald met het verkopen van een bedrijfsmiddel kan zij onder voorwaarden een herinvesteringsreserve vormen. De herinvesteringsreserve biedt de mogelijkheid om boekwinsten op vervreemde bedrijfsmiddelen tijdelijk te reserveren en af te boeken op de aanschaffingskosten van een vervangend bedrijfsmiddel waardoor uitstel van belastingheffing over de behaalde boekwinsten plaatsvindt. Per 1 januari 2013 is de wettelijke regeling van de herinvesteringsreserve door het Belastingplan 2013 gewijzigd en is de handel in herinvesteringslichamen aangescherpt.
Bron: Hof Amsterdam, 28-3-2013, nr. 11/00641 (gepubliceerd 5-6-2013).